Mijn ‘Leugen’ is mijn boodschap:

Sai Baba’s eerste leugen.

 

Door Hari Sampath

Het verhaal: Volgens Sai Baba en alle verschillende boeken die over hem zijn geschreven, is dit wat er gebeurde op een oktobermorgen in 1940. Sai Baba keerde vroeg terug uit school, wierp zijn boeken weg, rende naar buiten en zei: ‘Ik ben niet langer Sathya, maar Sai Baba’.

Deze ‘gewichtige dag in de geschiedenis der mensheid’ wordt de laatste 60 jaar gevierd als ‘de dag van de avatar’: 20 oktober 1940.

In 1990, sprekend over het gouden jubileum van de ‘avatar’, na 50 jaar zijn ‘missie’ te hebben volbracht, kijkt Sai Baba terug op de gebeurtenissen van die ‘gedenkwaardige’ dag, bedoeld om de bestemming van de mensheid voor eeuwig te transformeren. Hij beschrijft de ‘gebeurtenissen’ van die dag tot in de finesses en gaat zelfs terug tot de gebeurtenissen op de voorgaande dagen, die leidden tot de ‘bekendmaking’.

Hier volgt de toespraak die Sai Baba hield op 20 oktober 1990:

 

Datum: 20 oktober 1990

Aanleiding: Gouden Jubileum

Plaats: Prashanti Nilayam

Gouden jubileum van de komst van de Avatar

[Swami zingt]

‘Weet dat ik waarlijk Sai ben,

Laat varen onthechting, staak alle inspanningen;

Deze uiterlijke band met jullie is er niet meer;

Zelfs de machtigsten der aarde begrijpen mij niet.’

Dit zijn de woorden die ik sprak op die dag, maandag 20 oktober 1940.

Toen vroegen de families Tammiraju, Hanumantha Rao, Bhojaraju en anderen mij om het huis niet te verlaten. Dit gebeurde in Urvakonda. Hoe dan ook, goddelijke kracht is altijd verbonden met menselijke kracht, en omgekeerd. Toen dit fysieke lichaam afstand moest doen van bepaalde fysieke gehechtheden, was het van wezenlijk belang dat een zekere filosofie vastgesteld en duidelijk gemaakt moest worden.

Gedurende mijn verblijf in Urvakonda kwam een zekere Ramaraju, die toen voorzitter was van het gemeentebestuur, gewoonlijk Swami bezoeken. In die dagen noemden de mensen mij ‘Raju’. Ramaraju had een verzoek aan Seshamaraju (Swami’s oudste broer). Hij zei: ‘Vind het alsjeblieft goed dat we deze jongen gedurende de vakantie bij ons hebben. Seshamaraju, beschouw hem niet als een gewone jongen of als je broer. Hij is geen gewone sterveling. Ik ben zeer ontroerd en mijn hart is gesmolten door de zuiverheid en de uitstraling van zijn gezicht. In hem is de glans van de goddelijkheid. Jij mag ook met de jongen meekomen en enkele dagen bij ons logeren.’

Ramaraju nam ons allen mee naar Hampi. Wat ik jullie nu ga vertellen is noch overdrijving, noch zelfzucht, noch louter een beschrijving. In Hampi gingen allen naar de Virupaksha Tempel. Ik wilde niet met hen naar binnen gaan. Maar ik wist dat als ik niet met hen mee zou gaan, ik van alle kanten onder druk zou worden gezet. Men zou misschien zelfs boos op mij kunnen worden. Dus zei ik dat ik maagpijn had. Er waren ongeveer 50 à 60 mensen. Thammiraju en anderen waren er ook. Maar Ramaraju dacht alleen maar aan Swami. Hij nam mijn handen in de zijne en smeekte mij zeer nederig vele malen: ‘Alsjeblieft, Raju, ga toch met ons mee.’ Hij was zeer van streek en niet gelukkig toen ik bij mijn weigering bleef. Toen offerde men ‘arati’ (ceremonieel waarbij met de kamfervlam wordt gezwaaid) aan Virupaksha, de godheid in het heiligdom. Maar tot verbazing van allen zag men deze Raju staan op de plaats van het idool. Seshamaraju was zeer boos. Hij dacht dat ik hen voor de gek had gehouden. Hij dacht dat ik deed alsof ik buiten bleef en op de een of andere manier naar binnen was geslopen en achter het idool stond. Wat een grote dwaling! Welk een grote zonde, om tijdens ‘arati’ de plaats van het idool in te nemen!

Maar Ramaraju geloofde stellig dat het Raju was die daar stond en dat Raju en Virupaksha een en dezelfde waren. Seshamaraju ging onmiddellijk naar buiten en zag mij daar staan onder een boom. Hij kon zijn ogen niet geloven en stuurde iemand naar binnen om te zien of ik daar ook was, terwijl hij hier buiten stond om naar mij te kijken. Maar tot vreugde van allen vond men Raju hier en ook daar. Nog steeds aarzelde men om mij dit te vertellen; zij waren er nog steeds niet zeker van of het uiteindelijk niet een truc was.

Van Hampi werd ik meegenomen naar Bellary. Daar stelde Ramaraju mij voor aan de gehele gemeenteraad (in die dagen was ik nog Raju en niet Swami). Sommigen vonden de eerbied die deze kleine jongen werd bewezen openlijk bespottelijk.Voordat hij me meenam naar Hampi, gaf Ramaraju mij een korte broek en een shirt. Ik was toen nog maar twaalf jaar oud en ook klein van stuk. Nu ben ik ook nog klein, maar toen nog kleiner dan nu. In die tijd, dat wil zeggen 50 jaar geleden, was het gebruikelijk dat de jeugd een speld droeg op de kraag van een shirt. Tegenwoordig is dat gebruik volkomen verdwenen. Toen was die speld een statussymbool. Ramaraju wist me niets anders te geven dat bij mij paste. Daarom haastte hij zich naar de goudsmid en liet een ‘gouden speld’ voor mij maken. Eigenhandig speldde hij deze op mijn kraag en zei: ‘Raju, wanneer je deze speld ook maar ziet, denk dan aan mij.’

Een tijdje later gingen wij per bus terug naar Urvakonda. De volgende dag ging ik naar school en verloor ik ergens de speld. Toen zong ik het volgende:

‘Op maandag 20 oktober,

Terug uit Hampi, ging ik naar school.

Baba verloor toen zijn speld.

En op die dag vond er in mij een verandering plaats.

De speld verloor ik om die verandering te doen plaatsvinden.

Net als die speld, verloor ik mijn aardse banden;

En de ‘darshan’ die ik had in Hampi;

Maya (begoocheling) verdween uit mij en de tijd brak aan om het huis te verlaten.’

Deze gehechtheid aan het aardse is maya. De dag waarop we deze gehechtheid verliezen, bevrijden we ons van maya.

Op dezelfde dag ging ik het huis uit en ging ik op een grote kei op het erf van Anjaniah’s huis zitten. Hij was belastinginspecteur. Hij ervoer een onverklaarbaar en onbeschrijfelijk spiritueel gevoel voor Swami. Zijn huis stond aan de weg naar mijn school. Hij en zijn vrouw zaten mij gewoonlijk op te wachten aan de deur van hun huis met een hapje, koffie of nog wat anders. Daar zij aanvoelden dat het pijnlijk voor de andere kinderen zou zijn, vroegen ze mij om binnen te komen. Terwijl ik langzaam naar hen toeliep, wierpen zij zich aan mijn voeten. Dan maakte ik tegenwerpingen door te zeggen: ‘Meneer, u bent ouder dan ik. U moet dat niet doen.’ Dan antwoordden zij: ‘Raju, wij zijn oud van lichaam, maar in wijsheid zijn we nog kinderen. Jij bent de geïncarneerde Heer Krishna.’ Tegelijkertijd waren zij bang dat zij zich belachelijk maakten. Daarom riepen zij mij gewoonlijk binnen om dit alles te vertellen als we alleen waren.

Die dag, 20 oktober 1940, was een maandag. Op die dag ging ik nergens naar toe, zelfs niet naar school. In die dagen was het mijn plicht op school het morgengebed te bidden. Er was daar een klein podium. Het gebed luidde:

'Aharaha thava ahwana prachanitha

Sunithava udavani

Hindu Boeddha Sikha Jaina Parasika

Musalmanan Kristhani'

Zelfs in die tijd legde ik al de nadruk op de eenheid van godsdiensten. Soms waren zelfs de onderwijzers enigszins geïrriteerd, omdat een jongen het waagde om op de eenheid der religies te wijzen.

Die dag veroorzaakte mijn afwezigheid een grote consternatie op school. Iedereen vroeg naar Raju, waarom hij er niet was. Geen enkele leerling woonde die dag de gebedsdienst bij. Iedereen rende naar het huis van Anjaniah. Ik zat daar nog steeds op die rotssteen zonder iemand iets te zeggen. Iedereen giste naar de reden van dit vreemde gebeuren. Misschien had er een verandering in de jongen plaats gevonden; misschien leed hij aan een geestesstoornis na zijn terugkeer uit Hampi, of was er thuis iets gebeurd. En zo bleef men maar gissen.

Ik stelde voor om een foto van mij te nemen als zij wilden weten wie ik was. Iemand maakte toen een foto. Op die foto, vlak voor mij, stond een afbeelding van Shirdi Sai Baba. In die dagen had niemand van Shirdi Sai gehoord. Iemand van de aanwezigen was Anjaniah uit Uravakonda, die tegenwoordig districtsvoorzitter is van de Sri Sathya Sai Organisatie. Ook hij had die foto gekregen. Ik vertelde hun weer naar school te gaan na het gebruikelijke gebed.

Ondertussen stuurde Seshamaraju, die dacht dat mij iets was overkomen, een telegram naar Puttaparthi. Toen kwam iedereen in allerijl van Puttaparthi naar Urvakonda. Men wilde beslist dat ik daar nog een paar dagen zou blijven. In die dagen was er geen busverbinding naar Puttaparthi, zelfs niet naar Bukkapatnam. Bussen reden alleen op Penukonda. Van Penukonda moest men per ossenwagen reizen. Zo was dat in die dagen. Alle jongens van de school wilden met mij mee naar Puttaparthi. In verband hiermee moet ik een zeer tragische gebeurtenis noemen. In school zaten gewoonlijk drie jongens aan één tafel. Er zaten altijd twee jongens bij mij. De ene was de zoon van de sheriff. De andere was de zoon van de belastinginspecteur. Zij kwamen uit tamelijk rijke families. Ik zat gewoon tussen hen in. Vanwege de dagelijkse darshan (zien), sparshan (aanraken) en sambhashan (spreken), veranderden de jongens volkomen. De band tussen Raju en deze jongens werd elke dag sterker. Vanaf de dag dat ik de school verliet, bleven de beide jongens mijn naam herhalen: ‘Raju, Raju, Raju’, alsof ze gestoord waren. Toen zij mij in de bus zagen stappen, was hun verdriet zo groot, dat een van hen, de zoon van de sheriff, in een put sprong en verdronk. De andere jongen weigerde alle voedsel en drank en bleef maar mijn naam ‘Raju, Raju, Raju’ herhalen! Gebrek aan voedsel en drank verzwakte hem zozeer, dat zijn lichaam helemaal verlamde. Dit is de hoogste spirituele staat. Men gelooft dat het een soort krankzinnigheid is,

Maar het is niets anders dan een volkomen veronachtzaming van de uiterlijke wereld der begoocheling. Na dit tragische voorval betreffende die beide jongens werd het schoollokaal gesloten en later noemde men die schoolbank ‘De Sri Sathya Sai schoolbank’

Toen was Lakshmipathi het schoolhoofd. Wanneer ik ook maar naar school ging, nam hij me mee naar zijn kantoor, sloot de deur en liet mij plaatsnemen in zijn stoel om met alle eerbied en devotie mijn voeten te masseren. Zo’n toewijding is slechts een culminatie van goede daden en gedachten uit iemands vorige leven. Ik smeekte hem heel nederig dat hij zoiets niet meer moest doen. Zijn enige antwoord was: ‘Jij begrijpt deze dingen niet. In jou is een grote kracht aanwezig’.Zoiets gebeurde in die tijd vele malen in Urvakonda.

Die twintigste oktober was een dag van totale transformatie.

Er veranderde ook iets in de harten van de leerlingen van de school. Hun liefde en genegenheid voor mij werd gestadig sterker. Ter illustratie hiervan zal ik nog een voorval noemen.

Die dag volgende op de twintigste beklom een nieuwe jongen het podium voor het gebed. In plaats van voor te gaan in gebed, barstte hij plotseling in tranen uit. Toen zij de jongen zagen huilen, begonnen de anderen ook te huilen. Toen zei Lakshmipathi: ‘Vandaag geen gebed. Dit huilen voor hem is op zichzelf al een gebed. Laten we maar naar onze klassen gaan.’ Het vertrek werd op slot gedaan, zodat leerlingen en leraren niet nog bedroefder zouden kunnen worden, en nu is het een grote attractie geworden om er te gaan kijken.

In die dagen waren mannen en vrouwen, zoals men ziet, veel eenvoudiger en de jeugd was zuiver van hart. Zij hadden nooit onnodige kritiek en stelden ook geen dwaze of brutale vragen. Ook maakten zij geen opmerkingen of trachtten ervaringen op te doen. De studenten van tegenwoordig zijn wel knapper, maar hebben minder goede eigenschappen.

Vandaag vieren we het gouden jubileum van die dag, 20 oktober 1940. Deze vieringen zijn een manier om die dag goed te onthouden.

Belichamingen van Liefde! Jullie moeten dit alles niet als trots zien. Jullie moeten liever geloven dat dit een manifestatie van de macht der waarheid is. Gedurende deze vijftig jaar is Prashanthi Nilayam getuige geweest van veel veranderingen en er is veel bereikt. Dit alles is zelfs onmogelijk in vijfhonderd jaar. In het verleden zijn er grote avatars geweest. Maar nooit werd er zoveel bereikt in zo’n korte spanne tijds. Dit kwam allemaal zonder hulp tot stand. Er is begonnen met een grote universiteit. Er staat een planetarium. In dit kleine afgelegen dorp is zelfs een vliegveld aangelegd. Prashanthi Nilayam heeft zich uitgebreid tot in alle hoeken en gaten van de wereld. De hele wereld is in Prashanthi Nilayam aanwezig. Mensen van overal ter wereld komen hierheen en Prashanthi Nilayam is nu een mini-wereld. Op 23 november zullen jullie dat beter begrijpen. Zelfs al worden mensen uitgenodigd, dan komen er niet zoveel. Feitelijk is er geen uitnodiging verzonden. Ik heb de mensen zelfs verteld niet te komen. Maar, zoals jullie weten, bijen gaan alleen daar naar toe waar bloemen zijn. Zij komen daar vanwege de honing. Zij vliegen niet naar kunstbloemen. Zo’n aantrekkingskracht als deze is slechts mogelijk als er sprake is van goddelijkheid. De geur van goddelijkheid verspreidt zich over de hele wereld. Argentinië is ver weg. Vandaag zingt men daar in elk huis bhajans. In Miami nemen militaire officieren deel aan het zingen van bhajans. Misschien hebben jullie in de kranten gelezen dat zes maanden geleden die officieren plechtig hebben afgesproken het huidige bestuur te vervangen door het Sathya Sai bestuur. De autoriteiten dachten dat die officieren gek geworden waren en zonden hen naar een krankzinnigengesticht. De officieren bekeerden de dokters en de verpleegsters en zelfs de patiënten tot toegewijden. Zulke transformaties gebeuren niet alleen maar door louter woorden. Die komen slechts tot stand door een verandering van hart.

Belichamingen van Liefde! Jullie hebben de Jyothi (=Licht) vieringen georganiseerd. Zo’n geestdrift en devotie is niet iets uiterlijks. Het komt van binnenuit. Tracht dus dat innerlijke Jyothi te zuiveren; beter dan aan het uiterlijke Jyothi te denken. Laat het steeds helderder schijnen. Alle Sathya Sai organisaties moeten zichzelf transformeren tot voertuigen van liefde. Persoonlijke jaloersheid en rivaliteit moet worden uitgebannen. De ware nationaliteit is moraliteit. Alleen liefde is de ware religie. We moeten steevast in het volgende geloven:

'Moraliteit is het ware sieraad van de natie.

Zonder moraliteit valt een natie uiteen.

Een ware natie is die welke is geworteld in moraliteit.'

Dus wanneer er aan jullie wordt gevraagd: ‘Wat is jullie natie?’ dan moeten jullie antwoorden: ‘Mijn natie is moraliteit’. Als er aan jullie wordt gevraagd: ‘Wat is jullie religie?’ dan moeten jullie antwoorden: ‘Liefde is mijn religie’.We moeten zulke nobele gedachten aankweken en daarbij een diepe devotie tot God ontwikkelen. Alleen zo’n devotie kan de wereld redden. Noch regeringen, noch tanks, noch bommen kunnen deze wereld beschermen. Houd dus altijd de veiligheid en het welzijn van ons land in gedachten; houd het welzijn van het universum in gedachten; ontwikkel diepe devotie tot God en neem deel aan nagarasamkirtana (= het in optocht zingen van Gods naam in de vroege morgen om de atmosfeer te reinigen). Hierbij zegen ik jullie allen.

Zoals uit deze toespraak duidelijk is, brengt Sai Baba deze ‘gedenkwaardige’ dag, maandag, 20 oktober 1940, weer tot leven en geeft hij eigenlijk een ‘flashback’ (een herinneringsbeeld) aan allen die niet zo gelukkig waren er toen bij te zijn.

Hier wil ik even stoppen en erover nadenken. Als Baba werkelijk goddelijk zou zijn, zou alles wat hij zegt waar en nauwkeurig zijn. Als Sai Baba werkelijk goddelijk zou zijn, zouden al deze gebeurtenissen precies zo zijn gebeurd als hij zei. Op maandag 20 oktober 1940, moet Sai Baba inderdaad van huis naar school zijn gegaan. Hij kwam vroeg terug, was niet naar school gegaan en maakte het volgende bekend: ‘Ik ben niet langer jullie Sathya, ik ben Sai Baba’. Welbeschouwd zou de goddelijkheid niet alleen over iedereen het allergeringste moeten weten, maar vooral ook over de dag waarop de goddelijkheid zichzelf aankondigt. En waarom zou er voor de ‘goddelijkheid’ enige reden zijn om te liegen over zo’n belangrijke en betekenisvolle dag?

Na dit te hebben gezegd moeten we ook de andere kant eens bekijken. ALS…. en dit is inderdaad een heel groot ALS voor de volgelingen van Sai Baba …. kan worden bewezen dat Sai Baba liegt over het hele ‘avatarschap’, zijn aankondiging, die betekenisvolle dag, dan kunnen we concluderen dat Sai Baba NIET de goddelijkheid in menselijke vorm is.

Dit beseffende, onderzocht ik alle officieel gepubliceerde biografieën van Sai Baba, toespraken die hij vroeger met verwijzing naar de ‘dag van de avatar’ heeft gehouden, alsmede vele boeken die door beroemde devotees zijn geschreven, en wat ik ontdekte was, dat in AL deze boeken hetzelfde werd vermeld. Zelfs Sai Vandana, een blijk van hulde aan Sai Baba ter gelegenheid van het 50-jarig avatarschap in oktober 1990, vermeldt hetzelfde. Er bestaat dus geen twijfel aan het feit dat, wat Sai Baba en zijn organisatie betreft, deze gebeurtenissen ( zoals door Sai Baba verteld) op die dag precies zo gebeurden als hij zegt.

Verder deed ik onderzoek op internet en spoorde de kalender van oktober 1940 op. Wat ik ontdekte was VERBAZINGWEKKEND!!: 20 oktober 1940 viel niet op een maandag, maar op een zondag!!

Let alsjeblieft op deze link

http://www.timeanddate.com/calendar

en zoek op internet het jaar 1940 op om de kalender van dat jaar, en wel oktober, te bekijken. Dan zul je zien dat 20 oktober een zondag was, en NIET een maandag, zoals Sai Baba herhaaldelijk zegt in zijn bovengenoemde toespraak. Feitelijk zegt Sai Baba dat hij op die dag (zondag !!??) naar school ging, vroeg terugkwam en zijn boeken wegwierp en de bekende aankondiging deed.

Het is zeer duidelijk dat er in ernst iets fout zit met Sai Baba’s uitgebreide verhaal over de ‘aankondiging’. Zou het misschien kunnen zijn dat Sai Baba bij vergissing zei ’20 oktober’, toen hij bedoelde te zeggen ’21 oktober’. Mogelijk, als dit het geval was, maar dan komt bij mij de vraag op, wanneer deze vergissing werd gemaakt?

Als we goed letten op Sai Baba’s toespraak, dan zegt hij dat hij op die dag een lied zong en dat zingt hij weer in 1990. In dat lied wordt als datum 20 oktober genoemd. En dat niet alleen. De laatste 60 jaar viert de Sai Baba organisatie 20 oktober als ‘de dag van de avatar’. Zelfs in deze toespraak op 20 oktober 1990 verwijst Sai Baba verscheidene malen naar ‘maandag 20 oktober’ (met kracht hier de nadruk opleggend). Hoe kunnen dat ALLEMAAL versprekingen zijn; hoe kan ‘God’ zo’n grote misrekening hebben gemaakt met het juiste vaststellen van de datum toen hij dat lied componeerde, alvorens zijn ‘avatarschap’ in 1940 aan te kondigen? En hoe kan ‘God’ tientallen jaren achtereen zich verspreken? En dat ook voor zo’n belangrijk gebeuren als ‘de dag van de aankondiging’. Onmogelijk.

Wat is dus de enige verklaring? 20 oktober 1940 was een dag die veel later door Sai Baba als ‘de dag van de avatar’ werd ‘gekozen’. Die gebeurtenissen hebben, zoals hij zegt, NOOIT plaatsgevonden. Zij konden NIET hebben plaatsgevonden.

Sai Baba ‘verzon’ dat verhaal van zijn ‘goddelijke aankondiging’ . Hij koos willekeurig een dag en een datum en vergat eenvoudigweg om na te gaan of dag en datum wel klopten. Ronduit zeer dom van hem en mogelijkerwijs arrogant in de wetenschap dat niemand ooit dit alles nauwkeurig zou controleren. Deze ‘aankondiging’ - en alle verhalen die hierop betrekking hebben – was de EERSTE leugen.

Het is interessant te weten dat Sai Baba zegt dat hij van iedereen ‘het verleden, het heden en de toekomst kent’.

Vergat hij in oktober 1990 zijn eigen verleden?

Kende hij in oktober 1990 de datum van zijn eigen ‘dag van de avatar’ niet?

En gedurende al deze jaren heeft hij zeker niet de toekomst gekend en dat hij zou worden ontmaskerd!!

Sai Baba zegt dat hij aankondigde: ‘Ik ben niet langer jullie Sathya, ik ga weg’. Op het moment dat hij besloot deze leugen uit te spreken, verliet waarschijnlijk Sathya (waarheid) hem echt!! Sai Baba zegt altijd: ‘My life is my message’ (mijn leven is mijn boodschap).

Die eerste leugen is wat hij al deze jaren heeft gedaan. Dat is onze boodschap.

Misschien moeten wij dit aannemen als ‘MY LIE is my message’ (mijn leugen is mijn boodschap).

Hari Sampath